Stoofpeertjes (op de ouderwetse manier)

Stoofpeertjes zijn één van mijn favoriete dingen om met Kerst te eten. Vroeger maakte mijn moeder ze altijd voor bij het kerstdiner (op ons verzoek). Op de één of andere manier blijft dat dan er bij horen. Door een kaneelstokje te gebruiken, krijg je ook een heerlijke 'kerstgeur' in huis, tot groot plezier van ons hele gezinnetje!

Net als mijn moeder maak ik de stoofpeertjes zonder toevoeging van bessensap of port of zo. Als je dat zelf lekkerder vindt, voeg het dan toe! Maar zelf vind ik het zo het lekkerst.

Ingrediënten:
stoofpeertjes, suiker en kaneel (poeder of een stukje kaneelstok)
De hoeveelheden zijn bij dit recept moeilijk aan te geven. Het is altijd een beetje naar smaak. Voor 4 personen ga ik uit van ongeveer 1,5 kg peertjes, een lading suiker (hoeveel je nodig hebt ligt aan de peertjes) en wat kaneel. Nog lekkerder is om, in plaats van kaneelpoeder, een stukje kaneel er bij in te doen! Dat ruikt héél lekker en geeft een hele subtiele kaneelsmaak aan de peertjes.

Schil de peertjes. Je kunt ze in hun geheel koken, maar aangezien dat wat lastiger eten is (en lastiger schillen) snij ik ze altijd in 4-en. Doe ze in een pan met een laag water en doe er een laagje suiker op en de kaneel.














Breng ze aan de kook. Kook/stoof ze op een laag vuur minstens 45 minuten tot ze gaar zijn. Als je een mooie rode kleur wilt, kook/stoof ze dan 3-4 uur. Na 2,5 uur even ruiken. Als er nog weinig 'zoetigheid' aan de geur zit, moet er nog wat suiker bij in.










De peertjes na 2,5 uur



Deze keer heb ik de peertjes 4 uur zachtjes laten koken/stoven met als resultaat de eerste foto. Je kunt de peertjes zo warm eten, maar persoonlijk vind ik ze koud het lekkerst!